dinsdag, mei 19, 2009

Hoe ik mijn onaantrekkelijkheid behoud

"Een compleet aantrekkelijk persoon is soms een beetje gemeen."
Niet alleen heeft mijn professor Henk Hillenaar mij binnen drie jaar door mijn afstudeerscriptie geloodst (een 7!!!), hij heeft mij ook voorzien van belangrijke levenslessen die hij op zijn beurt uit de literatuur heeft gepeurd. Bovenstaand citaat heeft betrekking op de verrukkelijke Gina Pietranera die de draak steekt met de onzekere suflul van een prins van Parma. Beide zijn personnages in La Chartreuse de Parme van Stendhal, "misschien wel het mooiste boek ooit geschreven" (cit. HH) . Lees het gerust als je eens tijd hebt, er is een recente vertaling van: De kartuize van Parma.
Hoe dan ook: ik weet al jaren wat mij te doen staat in mijn streven naar onweerstaanbaarheid, goede gelegenheden tot gemeenheid dienen zich echter niet dagelijks aan en ik wil het toch ook niet forceren. Een ware levenskunstenaar profiteert van wat de stroom hem brengt. Vandaag leek ik geluk te hebben.

Zoals wel vaker ging ik vanuit mijn werk naar de super. Ik had juist mijn fiets op slot gezet tegen de dichtsbijzijnde boom, toen ik een luid gejammer hoorde.
- Alsjeblieft, alsjeblieft. Wie koopt er een krantje van mij. Ik ben er zo flauw van, van die kutkrantjes. Als ik nog een keer 'nee sorry' hoor, eet ik ze op, allemaal.
Er waren meer mensen bij de ingang, maar de straatkantverkoper keek mij aan. Smekend. Hij toonde zijn stapeltje Riepes en vroeg bijna agressief:
- Mevrouw, wilt u misschien het tweede krantje van de dag kopen?
Dit was mijn kans. Een trilling van opwinding ging door me heen. Ik keek gauw tussen de electrische schuifdeuren door naar binnen om te checken of Ivana misschien getuige was van de vervolmaking van mijn aantrekkelijkheid, maar zag haar niet zitten. Ik opende mijn mond
- Nee s...
- Je gaat het zeggen hè, je gaat het zeggen hè, schreeuwde de straatkrantverkoper.
- Ik wil wel eens zien hoe jij die dingen oppeuzelt. En het is onschadelijk, het papier is chloorvrij, weet ik toevallig.
- Maak er maar een grapje van. Ik zit hier al vanaf twaalf uur en heb er nog maar één verkocht.
- Stop er dan mee.
- Die is lekker, dan kan ik buiten slapen.

Toen ik weer buitenkwam zat de zwerver op de grond. Een vrouw met een zwartgerande bril stond over hem heen gebogen. Ik gaf hem het kleingeld dat ik bij de kassa uit mijn portemonnaie had gehaald.
- Ik wil geen krantje, begeleidde ik mijn donatie, maar ook niet dat je buiten slaapt.
- Kijk, zei de vrouw, dat helpt weer een beetje.
- Dankjewel, riep de zwerver, hij woof me na met zijn linkerhand waaromheen een groezelig verband zat gewikkeld.
Ik woof neerslachtig terug en liep naar mijn fiets. Missie mislukt. Maar ja, ware liefdadigheid gaat nu eenmaal niet zonder offers.

vrijdag, mei 15, 2009

Gevochten

- Wat heb je daar Bonny, heb je gevochten?
- Wat? Waar?
- Daar bij je oog.
- Oh dat. Nee niet gevochten, ik had een belevenis in de supermarkt.
- Vertel, ik kan niet wachten.
- Nou, ga er maar even goed voor zitten, want dit is me weer een geschiedenis. Het gebeurde gisteravond, ik kwam uit mijn werk en dan weet je het wel.
- Trek?
- Misselijk van de honger. Moe. Nat van de regen. Niet wetende wat te doen voor het avondeten. Bepakt met tassen vol met werk- en vrijetijdgerelateerde spullen...
- Ja ja, een heel gehannes met nog een mandje erbij. Ze hebben ook mandjes op wielen, dat weet je he. En karretjes.
- Maar ik nam dus een draagmandje. Ik gooide er zo her en der wat in, ging naar de de kassa en herinnerde me toen dat ik nog kattenvoer voor Trui moest halen
- Voor dat aanloopgeval?
- Nee, die is weer weg, dit is een nieuw aanloopgeval. Dus eigenlijk ook 'ja'. Afijn ik alle paden langs, nergens kattenvoer te vinden. Ik vraag aan een jongetje met supermarktbloes of er wel een kattenvoersectie is. Wat denk je?
- Hij heeft geen idee.
- Precies, hij moest het een collega vragen. Een eikeltje van een studentje die deed alsof ik een mongool was door alleen maar te veronderstellen dat er geen kattenvoer zou zijn. Maar ik zweer je, meer dan 1 strekkende meter winkelschap was het niet. Iedereen in mijn toestand zou het over het hoofd hebben gezien. Ik bedankte hem sardonisch om dat woord maar eens te gebruiken en ging richting kassa. Alle kassa's waren open, dus ik moest een rij kiezen en wat doe je dan?
- Je kiest de knapste caissière.
- Wat is dat nu voor seksistische opmerking?
- Er zijn immers maar weinig mannelijke caissières, anders zou je die wel kiezen, die is gegarandeerd de snelste.
- Ik koos de kortste rij.
- En hoe was je caissière?
- Bloedmooi.
- Naam gelezen?
- Ivana.
- Knap en nog goed in haar werk ook.
- Ik had geluk. En als ik zeg bloedmooi bedoel ik ook bloedmooi. Zo'n type waar zowel mannen als vrouwen op vallen.
- En alles wat daar tussen zit?
- Ja, het hele spectrum gaat voor de bijl.
- En daar stond je dan bij Ivana. Kon je nog een beetje gewoon doen? Niet alle boodschappen tot op de cent nauwkeurig uitgerekend?
- Ik was de gewoonheid zelve. Geen naam genoemd. De groet goed getimed beantwoord. Niks uitgerekend. Ik betaalde met 21,60, kreeg er 10 terug en bedankte. Ik bukte me om alle bagage die ik even op de grond had gezet weer op te pakken en knalde toen met mijn oog op het plastic plaatje waar je je geld op kan leggen.
- Ai! En dat na alles wat je al had meegemaakt. Gevloekt?
- Ja. Shit! riep ik.
- En Ivana sleepte je toen naar het achterkamertje om je te verzorgen?
- Nee, ik pakte schielijk mijn spullen en rende de winkel uit.
- Dan had ik toch gelijk.
- Hoe bedoel je?
- Je hebt wel een gevecht geleverd.
- Ja, dat is zo. Het dagelijks gevecht. Fijn dat er soms sporen van zijn.

dinsdag, mei 05, 2009

Waterhouse, een natuurbeleving

Veel mensen voelen de behoefte zichzelf te definiëren als ofwel een natuur- ofwel een cultuurmens. En welk van de twee opties ze ook kiezen: ze zijn bijzonder tevreden met dit kenmerk: het geeft hun houvast bij het kiezen van een vakantiebestemming en het brengt reliëf aan in hun persoonlijkheid.
Voor natuurmensen is het lawaai van de grote stad onverdraaglijk. Zij vinden pas rust als de snelweg waar ze een uur eerder zelf over heen zijn geraasd buiten gehoorafstand is. In het hooggebergte, aan zee, in de lentepracht van de Provence komen ze weer tot zichzelf en raken ze in harmonie met de aarde.
Cultuurmensen daarentegen worden 'gek' als ze niet een minimale portie kunst, architectuur, geschiedenis tot zich kunnen nemen. Zij worden gevoed door de opwinding van de stad, ze verheffen zichzelf in musea, slenteren eindeloos over de boulevards, gaan terug in de tijd op historische locaties.
Ik vertel niks nieuws natuurlijk. We hebben dit gereutel allemaal al te vaak aan moeten horen en daarbij zijn alle varianten van heremitische wandelaar tot Picassojunk wel voorbijgekomen. Wij Droevees kunnen ons deel van de conversatie echter niet invullen in dezen. Wij kiezen zelfs niet voor het veilige midden van "een groene camping met een fatsoenlijke stad op hooguit een half uur rijden". Hou toch op! Wij zijn niets. Misschien waren we ooit wel wat, maar een gesprek te vaak voeren doet elke welwillendheid verdampen. En misschien ook wel elke inhoudelijke betekenis.
Wel verblijven wij graag op de tuin en bestuderen daar de krioelende pissenbedden onder een verdwaalde baksteen, de copulerende grauwe ganzen in de sloot en onvermijdelijk alles wat er aan fauna rondloopt en -fietst op de schelpenpaadjes. Niet alleen geven wij onze ogen de kost, ook steken wij met plezier de handen uit de mouwen, zeker in onze voornemens. Dat klinkt wellicht onheilspellend, maar met dit geweldige schilderij in gedachten zal het mij geen moeite kosten om op zijn minst goed voor de rozen te zorgen.


My sweet rose van John William Waterhouse, gisteren gezien in het Groninger Museum.